Foto:

Het Nieuwe Testament is nooit af

Rianne Lindhout21 April 2017

Wie van u zonder zonde is, werpe de eerste steen. Een wijze les van Jezus, die oorspronkelijk helemaal niet in de Bijbel stond. Een van de bekendste bijbelverhalen, waarin een overspelige vrouw gestenigd dreigt te worden, is pas eeuwen nadat Johannes zijn evangelie schreef in zijn boek terechtgekomen. Het is een van de vele verhalen over Jezus die ‘rondgingen’: kennelijk vond iemand dit verhaal belangrijk genoeg om het alsnog op te nemen.


“In Johannes 19 vers 29... Wacht, ik pak even een vertaling erbij, dan kun je het zien gebeuren”, zegt theoloog Jan Krans, lopend naar zijn boekenkast om een ander voorbeeld te illustreren. “Jezus hangt aan het kruis en zegt dat hij dorst heeft. Er staat een vat zure wijn en men maakt een spons aan een hysopstengel vast om Jezus te laten drinken. Het probleem daarmee is dat hysop een slap plantje van een halve meter hoog is, terwijl Jezus hoog aan het kruis hing. In de zestiende eeuw bedacht iemand: als ik één lettergreep weglaat, staat er hyso, speer. Dat is logischer, ook al staat er in de oudste handschriften alleen hysop.”


Gekopieerd en gekopieerd
In tegenstelling tot het Oude Testament, dat binnen de joodse traditie vanaf een bepaald moment heel stabiel is gebleven, is met het Nieuwe Testament veel vrijer omgegaan. Er is lange tijd geen methode ontwikkeld om exacte kopieën te verkrijgen en zo kon het gebeuren dat de Griekse handschriften, die duizenden keren gekopieerd en gekopieerd werden, steeds een beetje veranderden. Door vergissingen, maar ook beredeneerd, zoals in de twee genoemde voorbeelden.


Die aanpassingen bestudeert Krans bij de VU-faculteit Godgeleerdheid en bij de Protestantse Theologische Universiteit. Hij richt zich op zogeheten conjecturen: verbetervoorstellen door geleerden die daarmee de tekst probeerden te herstellen. Gezeten aan een tafel vol boeken laat Krans een van de bronnen voor zijn onderzoek zien: een uitgave van het Nieuwe Testament in het Grieks, waarvan gemiddeld een derde van elke pagina bestaat uit ‘het apparaat eromheen’: informatie over de duizenden handschriften waarop de uitgave gebaseerd is. Hier en daar heeft Krans een noot geaccentueerd: die gaat over een conjectuur. Dan staat er bijvoorbeeld: ‘Wendt stelt hier voor om....’. Krans zoekt uit wie Wendt was, waarom hij de wijziging voorstelde, in hoeverre hij serieus te nemen is en of zijn suggestie een goed idee is.


Er zijn 7000 aanpassingen
In die editie-met-apparaat, gemaakt door onderzoekers in Münster, staan zo’n 230 gevallen. Aanvankelijk vermoedde Krans dat er in totaal wel tien- tot vijftienduizend conjecturen zouden zijn: "Mijn leermeester Tjitze Baarda heeft in een enkele brief van Paulus driehonderd aanpassingen opgespoord. Ik heb dat getal toen geëxtrapoleerd naar het hele Nieuwe Testament. Dat betekende dat het om tien- tot vijftienduizend aanpassingen kon gaan. Nu weet ik dat de dichtheid aan aanpassingen nogal varieert en er in die brief van Paulus nogal veel aanpassingen zaten. Maar in totaal gaat het nog
steeds om zo’n 7000 aanpassingen."

Grote klapper
“In de 19e eeuw maakte ons vakgebied een grote klapper”, zegt Krans. “Er werden veel handschriften ontdekt en het Vaticaan stelde eindelijk zijn belangrijkste oude handschrift beschikbaar. Toen zijn er veel nieuwe aanpassingen ontdekt.” Zo bleek bijvoorbeeld dat het evangelie van Marcus in de oudste handschriften twaalf verzen eerder ophoudt dan wij vandaag in de Bijbel lezen. Marcus 16 stopt na vers 8, waar de vrouwen bij Jezus’ graf wegvluchten als blijkt dat de steen is weggerold. Jezus’ verschijning aan Maria van Magdala en de discipelen en zijn oproep het evangelie te verkondigen, stond er niet in. “Dat slot is er in de loop van de eerste eeuwen bij gemaakt door een overschrijver. Er zijn zelfs twee verschillende afsluitingen onafhankelijk van elkaar gemaakt.” Afhankelijk van de vertaling die nietsvermoedende Nederlanders in hun boekenkast hebben staan, staat het Marcus-slot tussen haken of staat er een ietwat vage opmerking bij.


Zelfs zo’n opmerking heeft de Statenvertaling, de eerste officiële Nederlandse vertaling van de bijbel, in dit geval niet. Dat komt omdat deze gebaseerd is op het werk van Erasmus, die begin zestiende eeuw een nieuwe versie van het Nieuwe Testament maakte op basis van zes handschriften. “In Nederland gebeurde er niet veel nadat in de negentiende eeuw die oudere handschriften bekend werden. In Engeland bijvoorbeeld werd de King James-bijbel vervangen door een Revised Standard Version, wat gepaard ging met veel conflicten en mensen die vonden
dat hun bijbel werd verminkt.”


Een NT dat helemaal ‘klopt’ komt er nooit
Een editie van het Nieuwe Testament die helemaal ‘klopt’ zal er nooit komen. Dat is ook niet het idee achter het onderzoek, zegt Krans. “Die aanpassingen zeggen iets over wat er speelde rondom deze tekst. In de zestiende eeuw bijvoorbeeld, toen die hysop ter discussie werd gesteld, gingen mensen zich afvragen of je je de verhalen ook echt kunt voorstellen. Zo ging men de flora en fauna van Palestina beschrijven.” Zo werkt Krans dus eigenlijk aan het levensverhaal van het Nieuwe Testament – de meest bestudeerde Griekse tekst – met als mooi neveneffect dat er soms fouten worden hersteld. Hij behandelt het Nieuwe Testament alsof het een gewone klassieke tekst is, met de bijzonderheid dat de aanpassingen die hij onderzoekt een bijzondere lading hebben door de geloofsbetekenis van die tekst. “Ik als mens bemoei me met het woord van God. Als wetenschapper zet ik mijn geloof buiten haakjes. Ik ben meer filoloog dan theoloog.”


Obscuur artikeltje
Krans werkt aan meerdere conjecturen tegelijk. Voor elk geval maakt hij een document aan en gaat op zoek. “Tachtig procent van de gevallen is eenvoudig op te lossen, maar twintig procent is gebaseerd op een of ander obscuur artikeltje of commentaar. In de achttiende, negentiende eeuw hoefde je je bron nog niet te vermelden. En ketterij lag gevoelig, soms wordt een bron uit veiligheidsoverwegingen alleen met ‘S.’ aangeduid. Soms loopt een spoor gewoon dood of heb ik geen idee hoe ik het moet vinden. Dan moet ik puzzelen, leuk! Op sommige dagen denk ik: nu ga ik dít probleem oplossen. Dan lukt het meestal niet. Ik pak een conjectuur, ik schud aan de
boom en er valt van alles uit.”


Naast het uitzoekwerk werkte Krans in 2010 aan een grondig onderzoek naar een van zijn bronnen: vier edities van Bowyer uit 1763 tot 1812 getiteld Conjecturen op het Nieuwe Testament. Daarin staan zo’n 230 conjecturen vermeld. Uit die boektitel blijkt dat het onderzoek van Krans een eeuwenlange traditie is. Maar nu is het veel gemakkelijker, dankzij digitalisering. “We zitten in een overgangstijd. Binnen de digital humanities wil men aan de ene kant nog steeds gedrukte edities, aan de andere kant komen er digitale edities waarin je heel flexibel onderdelen aan en uit kunt zetten om ze overzichtelijk te maken.”


Inmiddels heeft Krans met collega’s en studenten alle informatie uit Bowyer gecontroleerd. “Vaak leverde dat verrassende vondsten op, omdat bijvoorbeeld de informatie in het geheel niet bleek te kloppen, maar in de loop der tijd wel heel wat onderzoekers op het verkeerde been had gezet.”


Het onderzoek naar Bowyers conjecturen waaraan Krans werkte, is nu onderdeel van een uitgebreide online databank: The Amsterdam Database of Conjectural Emendation. De edities van Bowyer én de meer dan 6000 conjecturen die inmiddels uit andere bronnen bekend zijn, staan erin. Krans: "Alle documenten over conjecturen die wij hebben afgerond, plaatsten we op de website. Een prachtige aanvulling voor onderzoek en onderwijs: studenten studeren af op scripties over de losse elementen. We hopen nu op feedback uit de hele wereld, zodat we met
hulp van iedereen in het veld de informatie kunnen uitbreiden en verbeteren. Dat begint al een beetje te komen."

Dit artikel is een bewerking van het artikel dat in september 2010 verscheen in de papieren
editie van VU Magazine.