Als klein jongetje zag Toon Molleman (40) zich al in een gevangenis werken. Hij volgde daarom een studie beleidswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Langs de idyllische Loosdrechtse plassen staat een van de gevangenissen waar Molleman als landelijk directeur verantwoordelijk voor is. Ontspannen loopt hij over de afdelingen. Alsof hij zich er thuis voelt. „Je kunt je voorstellen dat sommige gedetineerden in het begin claustrofobisch worden, maar de cellen gaan toch echt om kwart voor vijf dicht.”
De gevangenis spreekt voor velen tot de verbeelding. Met welke vragen wordt u doodgegooid als u vertelt dat u directeur bent van de gevangenissen in Oost-Nederland?
„Mensen denken vaak dat het als in een Amerikaanse film is met op dagelijkse basis de meest vreselijke en bloederige incidenten. Natuurlijk hebben we een lastige doelgroep in huis, maar zo erg is het niet. Ook wil men vaak weten waar de beroemde misdadigers zitten, maar daar laat ik me niet over uit."
„Het gevangeniswezen is een gesloten sector. Die beslotenheid maakt de collegialiteit groot. Het collectief moet namelijk voor veiligheid zorgen. Mensen weten vaak ook niet dat inrichtingsmedewerkers in Nederland geen wapen dragen. We gaan uit van relationele veiligheid. Dat betekent concreet: goed weten wat er speelt. Komt iemand terug van de rechtbank met een fikse duw van een paar jaar? Dan houden we daar rekening mee. We staan niet tegenover gedetineerden, maar ernaast. Met gepaste veiligheid natuurlijk."
Wanneer wist u dat u het gevangeniswezen in wilde?
„Ik moet een jaar of vijf zijn geweest. Mijn vader was huisarts en mijn broertjes en ik werden - als we te druk waren - regelmatig door mijn moeder met hem meegestuurd als hij visites moest rijden. Soms moest hij naar de gevangenis. Dan liep hij met zijn grote dokterstas door het grote toegangshek. Ik zat me dan vanaf de achterbank van de auto af te vragen wat zich toch allemaal achter dat grote hek afspeelde."
„Ik heb geen klassieke opleidingsweg van vwo en universiteit gevolgd. Na mijn HBO ging ik stage lopen als muziektherapeut in een jeugdgevangenis. Daar maakte ik kennis met de collegialiteit en onvoorwaardelijkheid en wist ik zeker: dit is mijn plek. Ik voel me in een gevangenis veiliger dan erbuiten."
U studeerde beleidswetenschappen aan de VU. Wat voor student was u?
„Ik nam de studie vanaf het begin heel serieus. Ik volgde elk denkbaar college, zelfs de niet-verplichte colleges van professor Balkenende. Zaten we daar met twee andere studenten in de grote zaal. Het was best een stap vanaf het HBO en ik wilde maximaal begrijpen wat ik niet in de boeken kon vinden. Om mijn studie te bekostigen reed ik daarnaast op de taxi. Geen studentenleven vol feest en drank, dus."
„Sommige interimmanagers maakt het niet uit in welke sector ze leidinggeven. Ik wil precies weten wat er speelt."
„Wat ik heb geleerd tijdens de opleiding is nog steeds belangrijk voor het werk dat ik nu doe, maar het is absoluut niet het enige. Ik ben graag op de werkvloer. Sommige interimmanagers maakt het niet uit in welke sector ze leidinggeven. Ik wil precies weten wat er speelt, wil begrijpen wat het werk van iedereen in de organisatie inhoudt: van de inrichtingsmedewerker tot en met de schoonmaker. Maar ook hoe overheidshandelen- en beleid tot stand komt. Sinds een maand werk ik voor het Hoofdkantoor DJI (Dienst Justitiële Inrichtingen, red.), dat valt onder het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Als een van de weinigen met ervaring op de werkvloer breng ik daar echt wat extra’s."
„Het begrenzen van gedrag leer je niet op de universiteit. Dat moest ik aan den lijve ondervinden."
Wat vormde de grootste uitdaging toen u directeur werd?
„Het begrenzen van gedrag leer je niet op de universiteit. Dat moest ik aan den lijve ondervinden. Als directeur moet je je gezag ergens aan ontlenen en dus niet over je heen laten lopen. Af en toe moet ik hard optreden en een grens stellen tegen een gedetineerde. Dat varieert van een dag op je cel zonder televisie tot twee weken in de isolatiecel. Dan kan iemand ja en amen zeggen, maar wanneer een gedetineerde geweld gebruikt, en zeker richting personeel, dan is een grens overschreden. Het is buiten al niet goed gegaan, wat er ook gebeurd is, en nu zit je in een penitentiaire inrichting en is het echt afgelopen."
„Het zal me een worst wezen dat er middelvingers worden opgestoken als ik wegloop, of dat iemand roept: daar heb je die dikke met die baard."
„Over leiderschap zijn dikke boeken volgeschreven. Ik kan daar niks mee. Het gaat erom dat je jezelf bent en op bepaalde momenten overtuigend acteert. Het zal me een worst wezen dat er middelvingers worden opgestoken als ik wegloop, of dat iemand roept: daar heb je die dikke met die baard. Ik wil dat mijn personeel zich sterk voelt omdat ik achter hen sta. Dat is voor mij leiderschap."
En binnen in de gevangenis: wat bleek anders in de praktijk?
„Ik kwam vrij idealistisch binnen. Ik dacht: we moeten het hierbinnen gewoon wat aangenamer maken. En waarom moet het allemaal zo restrictief? We kunnen toch gewoon alle avonden een bioscoopfilm op een groot doek geven, of een moestuin waar iedereen naar hartelust kan tuinieren? Dan loop je al vrij snel tegen de grenzen aan van een beperkt budget."
„Ik dacht: we kunnen toch gewoon alle avonden een bioscoopfilm op een groot doek geven, of een moestuin waar iedereen naar hartelust kan tuinieren?"
„Daarnaast merk je, als je een tijdje rondloopt, dat alles een keerzijde heeft. Alles wat je aan mogelijkheden en privileges biedt, wordt door een kleine groep voor het slechte gebruikt. Die verpesten het voor de rest. Mensen hebben natuurlijk erg veel tijd om te denken hoe ze dingen naar hun hand kunnen zetten. Of de belangen zijn groot, zoals het runnen van een drugshandel buiten de gevangenismuren. Regelmatig voeren we iets in om het even later weer te moeten herzien."
„Zo had iemand eens een baby gekregen met zijn vrouw die buiten zit. De vrouw komt voor het eerst met de baby op bezoek in de bezoekzaal. Hij vraagt: ik mag mijn baby toch wel even knuffelen? Natuurlijk, denk je dan als welwillende directeur. Maar vervolgens constateert het personeel dat er een klein pakje cocaïne in de wang van het kindje zit geplakt."
Staat u nog weleens ergens van te kijken?
„Een paar weken geleden nog. Een inrichtingsmedewerker vond een flesje urine op iemands cel. Dat mag natuurlijk niet. Waarschijnlijk was het schone urine van de buurman. Meneer was zelf van de drugs was en dacht zo de urinetest te ontlopen. Toen ik hem met het flesje confronteerde, kreeg ik te horen dat hij een huidprobleem had en dat hij daartegen elke ochtend een slokje van zijn eigen urine nam. Drink maar op dan, zei ik, dan krijg je geen straf. Nee, nee, riep hij snel. We konden er samen om lachen. Dat is beter dan een hardliner die ondanks evident bewijs keihard blijft ontkennen."
De gevangenis waar u voorheen directeur van was, was de eerste gevangenis waar aan herstelrecht, bemiddeling tussen daders en slachtoffers, werd gedaan. Wat zijn uw ervaringen?
„Het is steeds meer in opkomst omdat het echt goed werkt. Kijk, als iemands dochter wordt vermoord, dan maakt het niet uit of de dader dertig jaar moet brommen; je dochter blijft weg. En je blijft boos. Herstelrecht kan voor slachtoffers helpen bij het verwerken van het verlies, iemand laten inzien dat die meneer ook een verhaal heeft ook al heeft hij iets fout gedaan. Als slachtoffer kan je vaak verder."
„Stel, er staat nog altijd twee ton schuld uit. Dan kunnen we daar samen iets aan doen. ‘Nee, daar heeft meneer of mevrouw geen zin in.’"
„Herstelrecht is ook voor de gedetineerden zelf positief. Ook het volgen van een opleiding of cursus kan helpen om zich toch te richten op de toekomst. Als een cursus of opleiding al wordt gedaan. Als je bijvoorbeeld een halfjaar tot een jaar gedetineerd bent, kun je je MBO2 halen, of we kunnen helpen met het oplossen van schulden. Veel meer gedetineerden zouden daarvan gebruik moeten maken."
„Wij krijgen gedetineerden binnen met alleen een etiket met ‘zo lang’. In de rechtszaak weet men al wat voor problemen hij of zij heeft. Waarom kan de rechter geen individuele doelen opleggen? Nu is het maar net waar de gedetineerde zin in heeft. Stel, er staat nog altijd twee ton schuld uit. Dan kunnen we daar samen iets aan doen. ‘Nee, daar heeft meneer of mevrouw geen zin in.’ Ik klink cynisch, zeker?"
Tot voor kort was levenslang echt levenslang, maar sinds 2017 krijgen levenslanggestraften na 25 jaar cel een herbeoordeling: met mogelijkheid tot vrijlating. Wat vindt u daarvan?
„Ik sta achter deze wetswijziging. Wel denk ik dat we streng moeten kijken of er blijk is gegeven van verandering en er daarnaast een afname van risico’s is. Dat moet zowel waarneembaar als meetbaar zijn."
„In de praktijk zie ik er wel gedetineerden bij zitten waarvan ik denk: het is te risicovol om deze personen weer in de maatschappij te laten."
„In de praktijk zie ik er wel gedetineerden bij zitten waarvan ik denk: het is te risicovol om deze personen weer in de maatschappij te laten. Die doet binnen no time weer iets verschrikkelijks. Bij sommigen is er gewoon geen mogelijkheid tot ontwikkeling, omdat ze geen therapie willen, of omdat hun persoonlijkheidsstoornis te complex is. En anderen staan niet open voor verandering: weigeren therapie, of doen niet mee aan de arbeidsverplichtingen omdat ze toch niets te verliezen hebben."
Maar was het ook niet zo dat je tot 2017 niets te verliezen had als je wist dat er geen perspectief was?
„Het is niet zo dat eenieder uit deze groep het per se had opgegeven. Sommigen vechten alsnog door tot internationale rechtsmogelijkheden aan toe en dat zijn trajecten van vele jaren. Sommigen zijn gewoon een rondwandelende middelvinger naar het systeem en ontkennen alles, ondanks keihard bewijs is. Het is ook lastig om jezelf als slecht persoon in de spiegel te zien. Want dan moet je daarmee in het reine komen en iets veranderen. Dat is moeilijk."
„Als iemand totaal schijt heeft aan alles en zich niet ontwikkelt, of dat niet kán, dan hoort daar geen perspectief buiten bij."
„Maar een gedetineerde die al twintig jaar in een gevangenis goed meewerkt, schuld bekend heeft, slachtoffers onder ogen wil komen, zijn schadevergoeding en zijn schulden betaald heeft: die creëert perspectief. Eerst binnen en daarna misschien, ooit, buiten. Die zitten er gelukkig ook tussen. Maar als iemand totaal schijt heeft aan alles en zich niet ontwikkelt, of dat niet kán, dan hoort daar geen perspectief buiten bij. Dat klinkt hard, maar we moeten ook de veiligheid van de maatschappij dienen."