MARRY DE GAAY FORTMAN
Foto: David Meulenbeld

'Bij een zitting werd ik bekogeld met tomaten.'

MARRY DE GAAY FORTMAN

Marjolein de Jong19 March 2019

Marry de Gaay Fortman is partner bij Houthoff, werd meermaals uitgeroepen tot een van de meest invloedrijke Nederlanders én schreef onlangs het boek 'Verdrink geen dooie eend' over het leven in de top. Vanaf de bovenste verdieping van het indrukwekkende kantoor op de Zuidas kijkt ze over de hele stad uit.

Waarom koos je ooit voor rechten?

"Eigenlijk wilde ik politieagent worden. Ik kon slecht tegen onrecht en wilde op die manier een actieve rol spelen bij dat tegen te gaan. In de vierde klas van de middelbare school liep ik stage bij het Openbaar Ministerie. Daar zag ik dikke dossiers vol heftige strafzaken en haakte toen compleet af. Dat deed me te veel en dat moet je niet hebben. Daarom koos ik voor rechten. Een goede keuze, want ik ben nu 30 jaar advocaat en heb nog dagelijks plezier in mijn werk. Nu heb ik ook met strafrecht te maken, maar dan meer met economisch strafrecht."

Was een andere universiteit dan de VU eigenlijk een optie?

"Haha, ja natuurlijk. Maar mijn voorouders zijn al generaties lang aan de VU verbonden, dus het was wel de meest voor de hand liggende keuze. Mijn grootvader is naast hoogleraar, ook rector van de Universiteit geweest. Overigens wilde ik wel onafhankelijk zijn, dus mijn studentenvereniging (SSRA) heb ik wel zelf uitgekozen."

Hoe zag je loopbaan er na de studie uit?

"Op mijn 22e studeerde ik af op zowel Civiel Recht als Staats- en Bestuursrecht. Ik hoorde dat ze bij Houthoff iemand zochten, kreeg vervolgens de baan en ben nooit meer weggegaan. Het was best spannend in het begin, want ik was nog zo jong. Ik kan me herinneren dat ik met twee zaken tegelijkertijd bezig was en dat ik het al lastig vond om beide uit elkaar te houden. Dat kan ik me nu niet meer voorstellen. Het kantoor is sindsdien enorm gegroeid; van 45 advocaten toen naar ruim 300 advocaten nu."

Marry


Vanwaar de keuze voor een praktijk over publiek-private reguleringsvraagstukken?

"Politiek werd met de paplepel ingegoten. Mijn vader was hoogleraar en een groot deel van zijn leven politicus en mijn grootvader was naast hoogleraar ook minister. In mijn praktijk stuit ik ook op 'politieke vragen'; zo houd ik mij bezig met onderzoeksvragen, het adviseren van voorgenomen wetgeving, regelgevingsaspecten van toezichthoudende autoriteiten en corporate governance. Zoals de Vestiazaak; een grote woningcoöperatie met complexe regulatore aspecten in de afwikkeling van het derivatenportfolio, waar ik al zo'n vijf jaar aan werk. Ik houd ervan om maatschappelijk relevante problemen die complex zijn beet te pakken en te zorgen dat die – het liefst buiten procedures om – worden opgelost."

Kun je je nog iets herinneren van een van je eerste zaken? 

"Eén van mijn eerste dossiers was een zaak voor het Leger des Heils. Zij waren van mening dat er ook nachtopvang moest komen voor de dak- en thuislozen op de Wallen. De buurt en met name de ondernemers waren het daar niet mee eens. Ze waren bang dat het overlast zou geven. Het liep hoog op en bij de zitting werd ik bekogeld met tomaten. Dat vond ik toen best pittig."

Met je boek 'Verdrink geen dooie eend' wilde je laten zien hoe de top van de bedrijfswereld functioneert. Waarom?

"Eén van de redenen is dat ik mij grote zorgen maak over het bedrijfsleven. Het gaat om waarden als professionaliteit, integriteit en geloofwaardigheid bij het nemen van besluiten. Neem bijvoorbeeld ING en de loonsverhogingen aan de top. Je ziet dat een maatschappij niet altijd klakkeloos besluiten accepteert en dan moet je het wél kunnen uitleggen. Dat gebeurt soms onvoldoende. Ook vind ik dat er meer diversiteit moet komen. Je kunt in Nederland simpelweg niet al het vrouwelijk talent laten liggen. Inmiddels is het gelukkig not done om alleen maar mannen te benoemen in een Raad van Bestuur, Raad van Commissarissen of panel, maar we hebben nog een lange weg te gaan."

Wanneer merkte jij zelf dat je anders werd behandeld omdat je een vrouw bent?

"Dat was onder andere in een gesprek met een van de partners over mijn mogelijke partnership destijds. Hij vroeg met een conservatieve ondertoon hoeveel kinderen ik nog wilde. Ik was toen zo verbaasd. Ik dacht dat ik bevraagd zou worden over mijn kennis en kunnen als advocaat, maar dat was niet het geval. Daarom stelde ik de wedervraag hoeveel kinderen hij nog dacht te gaan krijgen. Het gesprek kreeg snel een andere wending. Maar nog steeds merk ik weleens dat wanneer een man het bij belangrijke beslissingen niet met mij eens is, het persoonlijk kan worden. Dan wordt ineens 'de vrouwenkaart' getrokken en word ik als emotioneel weggezet. Daar trap ik niet meer in hoor en lach ik hard om. Ik laat me écht niet de mond snoeren."

Eén van jouw tips voor vrouwen is: ‘Be good and tell it’. Heb je er nog meer?

"Eén van de allerbelangrijkste tips is dat vrouwen niet te bescheiden moeten zijn. Ook niet in sollicitatiegesprekken. Ik weet uit ervaring dat mannen in een sollicitatiegesprek willen horen waarom ze een bepaalde functie aan jou moeten toevertrouwen. Vrouwen hebben vaak de neiging om veel vragen te stellen, omdat ze er misschien nog niet over uit zijn. Maar in zo’n gesprek zit je om te laten zien dat je gekwalificeerd bent, dus dat soort vragen lenen zich minder voor dat moment. Enerzijds moeten mannen daar doorheen prikken, maar ik raad vrouwen wel aan om die afwegingen buiten zo’n gesprek te houden. Je hoeft zeker niet te pochen dat je de allerbeste bent, maar vertel wél wat je in huis hebt."

Marry